maandag 28 maart 2011

Ongedwongen leren


Voor het vak filosofie en opvoeding moet ik een essay schrijven over een onderwerp dat in een krantenartikel heeft gestaan. Ik heb gekozen voor het iederwijs. Vanaf 2002 is dit schoolsysteem actief in Nederland en kende een behoorlijke groei. Door tegenslagen en door de toetsing van de wet op het primaire onderwijs niet te doorstaan bestaat er nog maar 1 school die het Iederwijsschoolsysteem volgt.
‘Leren is voor later’ is de titel van een artikel uit de Volkskrant (2004), dat gaat over het Iederwijs in Nederland. In dit artikel wordt een dag op deze school beschreven en geeft de lezer een indruk over het reilen en zijlen van de school.
            Iederwijs is een schoolsysteem dat sinds 2002 op een aantal Nederlandse scholen wordt toegepast. Kenmerkend voor Iederwijs is dat kinderen leren wanneer ze dat willen, waar ze dat willen en met wie ze dat willen. Daarnaast bestaat de school uit een horizontale groep en zijn er geen klaslokalen.
            Met de aanhoudende kritiek op de cito en de huidige toetscultuur binnen het primaire onderwijs is er onvrede over het primaire onderwijs bij veel ouders. Iederwijs voorziet in de vraag naar ongedwongen onderwijs, waarbij toetsing geen rol inneemt en kinderen zorgdragen voor hun eigen ontwikkeling.
            Bij het Iederwijs krijgen de kinderen de vrijheid zich naar hun eigen inzicht en in hun eigen tempo te ontwikkelen. Het kind bepaalt wat het wil leren en hoe. Leerkrachten hebben de rol van begeleiders die op leervragen van kinderen in gaan. Het onderliggend argument hiervoor is dat een kind zichzelf natuurlijk zal ontwikkelen, “Kinderen leren zelf spreken en lopen, dan kunnen ze zichzelf ook leren lezen en schrijven”. (De volkskrant, 2004) Kinderen leren het beste wanneer ze eraan toe zijn en wanneer de leerstof interessant en relevant voor hen is geworden. Daarnaast gaat het Iederwijs ervan uit dat het een goede aansluiting biedt op de vraag van de huidige maatschappij die constant in beweging is.
            Een jaar nadat de eerste school was geopend werden er Kamervragen gesteld over dit nieuw schoolsysteem. In de media werden de scholen belicht en kwam er een maatschappelijke discussie over de Iederwijsscholen op gang. Naast de vraag of Iederwijsscholen voldoen aan de wet op het primaire onderwijs werd ook de vraag gesteld of kinderen in staat zijn om hun eigen onderwijs vorm te geven. Heeft een kind geen structuur nodig om zich te kunnen ontwikkelen en is de rol van een volwassene niet relevant in de ontwikkeling van kind tot een onafhankelijk autonome individu?
            In het krantenartikel wordt beschreven hoe bij de oudere kinderen weinig te zien is van een leerproces: “Ze zitten het liefst achter een computer om te msn’en, hangen op de bank met een boek en kletsen zich door de dag heen.” (idem). Is dit blijk van het bieden van goede aansluiting op de vraag van de huidige maatschappij? Bij het Iederwijs krijgen de jongeren geen diploma, maar hopen de jongeren aansluiting te vinden bij een vervolgopleiding doormiddel van een staatsexamen of een instaptoets.
            De standpunten en de daarbij horende argumenten van Iederwijsscholen zijn duidelijk, maar is het waar dat kinderen zelf hun onderwijs vorm kunnen geven? Is er geen middenweg te vinden tussen aan de ene kant sturing geven aan het eigen leerproces en de structuur die een school het kind kan bieden, waardoor de aansluiting met de samenleving goed zal verlopen en de jongere zich zal ontwikkelen tot een autonoom individu?
            Aan de hand van de boeken van W.A.J. Meijer en R.Ritzen, m.n. De Perspectieven op mens en opvoeding, Algemene Pedagogiek en culturele diversiteit & Filosofie van het onderwijs: een analyse van de acht hoofdvragen wil ik proberen de bovenstaande vraag te beantwoorden.


Kinderen kunnen leren (Bildsamkeit)
Voor het Iederwijs is het belangrijk dat een kind ongedwongen kan leren. Dit betekent dat het ondernemen van leeractiviteiten niet van buitenaf opgelegd wordt, maar dat het kind naar eigen inzicht activiteiten kan ondernemen waarin het kan leren wat het denkt nodig te hebben. Het kind is dan intrinsiek gemotiveerd en zal op dat moment adequater kunnen leren. Het kind is zelf in staat om zich te ontwikkelen. Het heeft immers zelf ook praten en lopen geleerd.
   Hieruit spreekt de visie van Rousseau die ook van mening was dat een kind genoeg heeft aan zichzelf om op te groeien. Het heeft geen hulp van buitenaf nodig om zich te ontwikkelen. Laat de natuur zijn gang maar gaan en wat de natuur doet is goed. Rousseau ’s gedachtenexperiment over Emile lijken extreem te zijn, maar zit er niet een kern van waarheid in? Een kind wil zich toch van nature ontwikkelen? Wat is ons beeld van mens zijn? Is een kind een rups die zich ontwikkelt tot een mooie vlinder? Zonder hulp van een buitenstaander of is een kind een ruwe diamant die met veel structuur en het opleggen van onderwijs geslepen moet worden?
  Het kind heeft een vormbeginsel en wil zich van nature ontwikkelen. Er is sprake van bildsamkeit, het kind kan leren (Meijer, 1997).

Leerfabrieken
Ouders die hun kinderen naar een Iederwijs school stuurden deden dit omdat ze ontevreden zijn over het huidige schoolsysteem. De vaak op resultaat gerichte scholen, gingen voorbij aan de onderwijsbehoefte van hun kind. Door het resultaatgericht onderwijs, met daarbij de cito toets als het zwaard van Damocles, boven het hoofd van de kinderen, waren de ouders bang dat hun kind of tussen wal en schip zouden vallen of dienaren van de god van de economie (Postman, 1996) zouden kunnen worden, die de vrijheid en creativiteit van hun kind zal beperken.
   We kunnen de vraag dan ook stellen of de school wel de juiste plek is voor onderwijs. In de gedachten van veel mensen is school de enige plek waar leren en onderwijs plaats vindt. Door de leerplicht moeten de kinderen vanaf vijf jaar naar school en Iederwijs biedt een goed alternatief voor ouders die de gewone basisschool zien als leerfabriek.
   De filosoof Illich uitte zijn kritiek op het hardnekkige geloof, dat alleen de school een leerplek zou zijn en dat leren het resultaat is van onderwijs. Hij beschreef zijn kritiek in het boek Deschooling Society (Illich, 1970). Hij beweerde dat het meeste leren terloops gebeurde en niet kwam door het doelbewust lesgeven en ook het belang dat gehecht wordt aan diploma’s en certificaten hekelde hij. Hij omschrijft het schoolonderwijs als een consumptieproduct, dat met dwang door leerlingen moeten worden afgenomen. (Postman, 1996).
  Wat hij wel voor ogen heeft is een maatschappij waar kinderen tussen acht en achttien terug gebracht worden naar de realiteit. Deze kinderen en jongeren zouden kunnen werken (onder humane voorwaarden) en daar kunnen leren. De aansluiting met de maatschappij zou beter zijn en de vaardigheden die verworven zijn zouden op de vraag van de samenleving ingaan. (idem)
  We hebben gezien dat een kind in staat is om te leren en het van nature ook wil (vormbeginsel, bildsamkeit). Het kind kan uit zichzelf vaardigheden leren die het nodig heeft om iets te kunnen. Daarnaast zal het leren makkelijker gaan omdat het gemotiveerd is om de vaardigheid of kennis dat het nodig heeft te leren. Illich onderschrijft dit in zijn boek deschooling society. Hij argumenteerde dat het meeste leren terloops gebeurt. De school als leerfabriek legt kinderen het leren op en is alleen op resultaat gericht. Ook hij roept op om te kijken naar de vraag van de maatschappij en kinderen in een realistische setting te laten leren. Leren wat er toe doet.


Realiteit?
Klopt dit echter met de realiteit? Het Iederwijs is tegen toetsen en zij hebben geen inzicht in het niveau van de kinderen. Daarnaast vraag ik mij af of kinderen in staat zijn een eigen structuur kunnen bedenken en deze hand te haven. Het Iederwijs beweert dat het kan ingaan op de vraag van de maatschappij en dat kinderen leren door realistische settings.
   Kinderen willen leren en hebben een vormbeginsel. Zij willen iemand zijn, iets betekenen. De Bildsamkeit is echter maar aan kant van het verhaal. Opvoeders en leerkrachten hebben hierin ook een taak. Dit wordt omschreven met Aufforderung zur Selbsttätigkeit. Kinderen moeten gestimuleerd worden om activiteiten te ondernemen om zelfstandig te kunnen zijn. Het één kan niet zonder het ander (Meijer, 1997). Dat een kind kan leren, betekent niet automatisch dat het voor zichzelf activiteiten gaat ondernemen ter bevordering van zijn algemene ontwikkeling.
   Daarnaast zijn er resultaten van onderzoeken waaruit blijkt dat een kind moeilijk kan plannen doordat zijn hersenen nog niet ontwikkelt zijn. Door een biologische achtergrond zal het kind het moeilijk vinden om activiteiten te kunnen plannen en zal het snel terug vallen op voor hem bekende activiteiten (Nelis & v. Sark , 2010). Waardoor het onderwijs eenzijdig zal worden.

 

Bildungsideal of algemene ontwikkeling?
Scholen hebben een doel voor ogen en laten de kinderen doelbewust leren. Het economische nut van het onderwijs, de economische god, zoals Postman het zo mooi omschrijft, is bepalend voor het onderwijs. Het onderwijs wordt zo een instrument met als doel van de mens een homo economus te maken. Ook dan loopt het onderwijs gevaar om eenzijdig te worden, gericht op één doel, de mens wordt hierdoor een middel met als doel de economie van ons land te ondersteunen. Dit is echter ook niet wat we voor ogen moeten hebben met onderwijs.
   Wat zou dan het doel van het onderwijs kunnen zijn? Het idee dat we kinderen kunnen vormen voor een bepaalde taak in de samenleving is achterhaald. Het begrip Bildungsideal, onderwijs of opvoeding gebruiken als middel om het kind te vormen, is niet meer van vandaag. Vaak zien we dat mensen met een bepaalde opleiding iets anders gaan doen of zich weer laten omscholen. Meer waardevol zou zijn wanneer kinderen ingeleid worden in kennis en inzicht dat de kenmerken van breedte samenhang en diepte van vorming worden verwerkelijkt (Meijer, 1997, p.43).
   Kinderen zijn in staat om te leren, maar moeten hiertoe wel uitgedaagd worden. Daarnaast is het maken van eigen keuzes voor kinderen lastig en het plannen van activiteiten voor veel kinderen niet te doen. Daarbij komt nog, dat als de kinderen activiteiten kunnen plannen, dan moet de planning ook nog uitgevoerd worden. Doordat de prefrontale cortex van het kind nog niet ontwikkeld is, zal het kind hier moeilijk mee uit de voeten kunnen. Het kind zal geneigd zijn om steeds weer dezelfde activiteiten te ondernemen, waardoor het leerproces eenzijdig zal worden.
  Eenzijdigheid in leren komt ook voor bij de gewone scholen, doordat de school als middel wordt gebruikt om kinderen te vormen voor een bepaald doel. Dit is echter niet wenselijk. Een kind zou meer hebben aan een algemene ontwikkeling die uitgediept is, zodat het kind leert om zijn eigen mening te ontwikkelen en eigen keuzes te maken.


Conclusie
Wat zou hier de conclusie kunnen zijn op de vragen die in de inleiding stelde? Is het waar dat kinderen zelf hun onderwijs vorm kunnen geven? Hoewel kinderen in staat zijn om te leren, hebben ze toch de uitdaging nodig van een leerkracht. Daarbij komt nog dat door biologische factoren, het voor een kind lastig is om zelf keuzes te kunnen maken en om activiteiten te plannen.
   Is er geen middenweg te vinden tussen aan de ene kant sturing geven aan het eigen leerproces en de structuur die een school het kind kan bieden, waardoor de aansluiting met de samenleving goed zal verlopen en de jongere zich zal ontwikkelen tot een autonoom individu? Eigenlijk is dit een complexe vraag. Het belang van de leerkracht moet niet worden onderschat in het proces van leren bij de kinderen. Deze vraag impliceert al dat ik zou denken dat het Iederwijs geen autonome volwassenen voort zal brengen en ik denk dat dit ook het geval is. Kinderen die niet kunnen plannen, zullen terug vallen in eenzijdigheid of verveling.
  Het doel van het onderwijs zou de algemene vorming moeten zijn. Niet van alles een beetje weten, maar als verrijking, zodat uiteindelijke eigen keuzes gemaakt kunnen worden. Een middenweg zou gevonden kunnen worden door kinderen leren te leren. Leren wordt dan metafysisch benaderd, waardoor kinderen, onder begeleiding van een leerkracht ingeleid worden in kennis en inzicht. Hierin moet de rol van de leerkracht (pedagoog) niet onderschat worden en de leerkracht zou met pedagogische tact de kinderen kunnen leren om stap voor stap zelfstandig te worden in het doorgronden van  kennis en inzicht, waarmee het kind zal uitgroeien tot een autonome volwassene.



Bibliografie

De volkskrant. (2004, 09 16). Leren is voor later. De volkskrant.
Meijer, W. (1997). Algemene pedagogiek en culturele diversiteit. Baarn: Uitgeverij Intro.
Meijer, W. (2008). Perspectieven op mens en opvoeding. Baarn: HB uitgevers.
Nelis, H.& van Sark, Y. (2010). Puberbrein binnenstebuiten. Utrecht/ Antwerpen: Kosmos Uitgevers.
Postman, N. (1996). Wij voeden op tot niets. Amsterdam: Uitgeverij Balans.
Ritzen, R. (2004). Filosofie van het onderwijs. Budel: Uitgeverij DAMON .