zondag 5 februari 2012

De meervoudige intelligenties speculatie

De meervoudige intelligentie theorie wordt steeds vaker toegepast op Nederlandse scholen. Het is razend populair bij onderwijskundigen van groep één tot en met het voortgezet onderwijs. Er wordt veel aandacht aan deze theorie besteed tijdens conferenties over het onderwijs en workshops worden aan de lopende band gegeven. Over empirisch bewijs, dat de meervoudige intelligenties theorie ondersteunt, is echter weinig in wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. Het artikel dat ik heb geanalyseerd is geschreven door Lynn Waterhouse. Lynn Waterhouse is verbonden aan The college of New Jersey, Child Behaviour Research. Samen met haar wil ik mij verdiepen in de vraag of een theorie als de meervoudige intelligentie theorie (vanaf nu kort ik het af met MIT) een zodanige empirische wetenschappelijke basis heeft, dat we kinderen aan deze kennis willen onderwerpen.
  Dit referaat zal ik beginnen met een korte uitleg over MIT en daarbij beweringen van H. Gardner aanhalen die Waterhouse in haar artikel noemt over de correlaties tussen MIT en de neuro wetenschappen. Dan komt het gebrekkige empirisch bewijs aan de orde en de argumenten tegen het belang van empiristisch bewijs. Vanuit dit punt wil ik de MIT in het licht van het kritisch rationalisme en de paradigma theorie plaatsen.

De meervoudige intelligenties theorie.
Gardner (1983) publiceerde in 1983 de meervoudige intelligenties theorie, waarin hij zeven types van intelligenties beschreef.

De zeven intelligenties zijn:
•    De linguïstische intelligentie
•    De muzikale intelligentie
•    De logische- wiskundige intelligentie
•    De ruimtelijke intelligentie
•    De lichamelijke-kinesthetische intelligentie
•    De intra-persoonlijke intelligentie
•    De inter-persoonlijke intelligentie

In 1999 (Gardner, 1999) werden de intra-persoonlijke en de inter-persoonlijke intelligenties gecombineerd en werd er een nieuwe intelligentie toegevoegd: de naturalistische intelligentie. Gardner opperde dat er mogelijk nog een intelligentie aan de lijst toegevoegd zou kunnen worden: de existentiële intelligentie.
  De MIT bleef in ontwikkeling, in 2004 (Gardner, 2004) werd bekend gemaakt dat er nog twee intelligenties waren ontdekt; a mental searchlight en a laser intelligence. Iedere intelligentie bestaat uit sub intelligenties

Beweringen van Gardner over MIT.
Gardner (Gardner, 1999) beweerde over de werking van de MIT dat iedere intelligentie werkt vanuit afzonderlijke delen van het brein Er zijn aparte neurologische mechanismen die bepalen welke intelligentie dominant is. Zo is er in het brein een apart deel die verantwoordelijk is voor kunst (Hillebrand, 2004). De intelligenties komen door aanleg, je wordt er dus mee geboren. Hoewel sommige intelligenties meer dominant in erfelijkheid zijn dan andere, is kunst iets wat een ieder heeft en het is jammer om dit niet te ontwikkelen. De logische-wiskundige intelligentie, de muzikale intelligentie en de ruimtelijke intelligentie zijn in erfelijkheid sterker dominant dan de linguïstische intelligentie en de naturalistische intelligentie (Gardner, 1999).
  Gardner (1999) beweert dat MIT onderbouwd wordt door neurologische studies en dat het bewijs groeit. Daarnaast beweert hij dat de MIT correlaties heeft met de bewijzen uit de neurowetenschappen.

Empirisch bewijs?
Ondersteunende bewijzen voor de MIT zou groeien volgens Gardner (idem). Waterhouse (Waterhouse, 2006) komt echter met een overzicht van studies. Beter gezegd geen studies. Van 1994-2000 waren er geen wetenschappelijke publicatie (Sternberg, 1994) over onderzoeken die ondersteunende bewijzen voor de MIT aandroegen (Allix, 2000). In 2000 gaven Gardner en Connell (2004) toe dat er nog geen hard bewijs gevonden was. Er waren geen validerende bewijzen gepubliceerd in 2004 (Sternberg&Grigorenko, 2004) en in dat jaar zei Gardner (2004) dat hij blij zou zijn als bewijs wordt gevonden. Daarnaast is het op te merken dat er binnen de traditionele psychologische wetenschappen weinig mensen enthousiast zijn over de MIT (Gardner, 2004).

Argumenten tegen het belang van empirisch bewijs
Is het nodig om een theorie als de MIT te onderbouwen met empirische bewijzen? De argumenten tegen het belang van empirisch bewijs worden in het artikel van Waterhouse (2006) besproken.
  J.Q. Chen (2004) komt met een vijftal argumenten tegen het belang van empirisch bewijs.
De vijf argumenten zijn:
•    Door het debat over wetenschappelijk onderzoek, waarin de absolute objectiviteit van methodologie een illusie is, is het niet nodig om ons zorgen te maken over het gebrek aan bewijs. Bij dit argument haalt ze de wetenschapsfilosofen Kuhn en Popper aan om haar standpunt kracht bij te zetten.
•    Intelligentie is niet tastbaar en het is moeilijk te meten.
•    De MIT benadering van de intelligenties (nieuwe manier van beschrijven van de intelligenties) hebben nieuwe manieren van meten nodig. Intelligenties zijn geen vaardigheden, maar biologisch met een responsieve natuur.
•    MIT wordt gevalideerd door de toepassing op scholen en in klaslokalen. Door het toepassen van de MIT en het evalueren van de resultaten binnen verschillende onderwijssettingen kan de werking van de MIT worden gevalideerd.
•    MIT profileert cognitieve vaardigheden beter dan IQ subtesten.

In het belang van mijn referaat wil ik mij richten op het eerste argument: door het debat over wetenschappelijk onderzoek, waarin de absolute objectiviteit van methodologie en illusie is, is het niet nodig om ons zorgen te maken over het gebrek aan bewijs. In de volgende punten wil ik aantonen dat ondersteunend bewijs wel degelijk nodig is en de MIT in het licht van de kritische rationalisme en de paradigma theorie plaatsen.

De meervoudige intelligenties theorie in het licht van het kritisch rationalisme en de paradigma theorie
Dit artikel is niet de plaats waar ik een uiteenzetting ga geven over het kritisch rationalisme en de paradigma theorie, maar ik wel aantonen dat ondanks de subjectiviteit van waarneming voor het kritisch rationalisme het experimentele onderzoek niet ter discussie staat.

De meervoudige intelligenties theorie, subjectieve waarneming en het kritisch rationalisme
Voor Popper staat vast dat er niet zo iets als theorievrije waarneming bestaat. Waarneming is altijd theorie geladen en zonder een theoretisch raamwerk is waarneming niet mogelijk. Het idee dat de wetenschappelijkheid van een theorie is gelegen in het feit dat het door empirische feiten moet worden bevestigd, de verifieerbaarheid, is volgens Popper onhoudbaar (Koningsveld, 2006). Betekent dit, zoals Chen (2004) heeft beweert dat we ons dan geen zorgen moeten maken over het gebrek aan bewijs wat de MIT onderbouwd?
Popper hecht juist grote waarde aan onderzoek en experimenten. Waarneming en experiment blijven de zuilen waar de wetenschap op rust. Popper maakte zich sterk tegen de verifieerbaarheid van een theorie; het zoeken naar bevestigingen die een theorie bekrachtigen. Voor Popper is de falsificeerbaarheid van een theorie belangrijk. Theorieën die falsificeerbaar zijn en de pogingen tot weerlegging met succes hebben doorstaan, dienen als voorlopige basis als wetenschappelijke theorie te worden aanvaard (Koningsveld, 2006).
  Hoewel Popper waarneming als subjectief acht, betekent dit niet dat het voor een theorie als de MIT niet nodig is om met bewijzen te komen. Men moet juist trachten de MIT te weerleggen en te ontkrachten en wanneer het dan stand houdt dan is de MIT een wetenschappelijke theorie, ten minste een voorlopige wetenschappelijke theorie (idem).
  Er is echter gebrek aan empirisch bewijs, daarnaast zijn er weinig tot geen artikelen bekend, zoals al eerder omschreven in dit artikel, waarin de MIT bekrachtigd wordt als een wetenschappelijk theorie; vanuit het oogpunt van het kritisch rationalisme noch vanuit het oogpunt van de standaard wetenschap.

De meervoudige intelligenties theorie en Kuhns paradigma theorie
In Kuhns benadering van de wetenschap omschrijft hij perioden waarin een theorie zich kan verkeren: de preparadigmatische, paradigma (gangbare wetenschap) en revolutionaire wetenschap.
Binnen de preparadigmatische periode is er nog geen sprake van wetenschap, deze periode kan overgaan in gangbare wetenschap, onderzoek vindt dan plaats binnen het kader van een paradigma. Het paradigma kan in crisis geraken, waarin het paradigma of delen daaruit in het geding zijn. Er vindt zich dan een revolutie plaats. Als gevolg van de revolutie kan er een paradigmatische omwenteling plaats vinden (Koningsveld, 2006).
  Is er bij MIT sprake van een paradigma of is MIT ontstaan vanuit een paradigmatische omwenteling? Zonder eigen onderzoek en door het gebrek aan empirisch bewijs kan men niet spreken van een paradigma en al helemaal niet van revolutionaire wetenschap. Er moet eerst een paradigma zijn voordat deze in het geding kan raken.
  De MIT komt wel met eigen feiten die de MIT ondersteunen en daarnaast is er sprake van het kunstmatig inbouwen van intelligenties. De MIT heeft eigen uitgangspunten en wat belangrijker is; er is gebrek aan eigen onderzoek. Er zijn geen geverifieerde of gefalsifieerde bewijzen voor het bestaan van de meervoudige intelligenties, zoals omschreven door Gardner. Er is geen sprake van een wetenschap, geen paradigma, maar de MIT lijkt zich in de preparadigmatische periode te bevinden.
  Tenzij de MIT zich niet terugtrekt uit de kritische discussie en stopt met argumenten aandragen waarmee ze het belang van empirisch bewijs te niet willen doen en zich gaan richten op het beantwoorden van concrete vragen is het mogelijk om uit deze periode te komen. Desalniettemin moet er dan wel bewijs aangedragen worden vanuit hun eigen onderzoeken of kritische experimenten.
 
Conclusie
MIT wordt op grote schaal toegepast op (basis)scholen hoewel er geen bewijzen zijn die deze theorie ondersteunen. Beweringen tussen correlaties tussen onderzoeken blijken niet aantoonbaar en onder de traditionele psychologie vindt de MIT weinig enthousiastelingen.
  Er is gebrek aan wetenschappelijke studie en de argumenten tegen het belang van empirisch bewijs kunnen niet stand houden. Het debat over de subjectieve waarneming om hiermee aan te geven dat empirisch bewijs niet van belang zou zijn wordt verkeerd geïnterpreteerd. Waarneming is nooit theorievrij. Bewijs is hierdoor een eindig iets. Feiten moeten gefalsificeerd worden. Dit betekent niet dat bewijs onbelangrijk is. Waarneming en onderzoek zijn nog steeds de zuilen waar op de wetenschap rust.
  De MIT heeft op zichzelf staande fundamentele uitgangspunten en draagt eigen feiten aan. Er is gebrek aan onderzoek, waardoor we niet kunnen spreken over de MIT als paradigma, maar bevindt de MIT zich in de preparadigmatische periode.
  Met de MIT worden kinderen blootgesteld aan een theorie, waarvoor geen wetenschappelijke steun te vinden is; niet vanuit de standaard wetenschap noch uit het oogpunt van het kritisch rationalisme.


Verwijzingen
Allix, N. (2000). The theory of multiple intelligences: A case of missing cognitive matter. Australian Journal of Education, 44, 272-288.
Chen, J. (2004). Theory of multiple intelligences: Is it a scientific theory? Teacher College Record, 106, 17-23.
Gardner, H. (1983). Frames of mind: The theory of multiple intellegences. New York: Basic Books.
Gardner, H. (1999). Intellegences reframed. New York: Basic Books.
Gardner, H. (2004). Audiences for the theory of multiple intelligences. Teacher College Records, 106, 212-220.
Gardner, H., & Connell, M. (2000). Responce to Nichals Allix. Australian Journal of Education, 44, 288-293.
Hildebrand, K. (2004). Making a better argument. Dance Magazine, 78, p. 59.
Koningsveld, H. (2006). Het verschijnsel wetenschap. Amsterdam: Boom.
Sternberg, R. (1994). Commentary: Reforming school reform: Comments on Multiple intelligences: The theory in practice. Teacher College Record, 95, 561-569.
Sternberg, R., & Grigorenko, F. (2004). Successful intelligence in the classroom. Theory Into Practice, 43, 274-280.
Waterhouse, L. (2006). Multiple Intelligences, the Mozart Effect, and Emotional Intelligence: A Critical Review. Education Psychologist, 41, 207-225.

vrijdag 21 oktober 2011

Waar een wil is...

Een aantal weken geleden heb ik iets geschreven over Stadskanaal als achterliggend gebied voor jongeren. De wethouder die gaat over de jeugd heeft hierop een reactie geplaatst en heeft aangeboden om in gesprek te gaan met skaters en ouders. Dit gesprek heeft gisteren, 20 Oktober, plaatsgevonden.
  Wat de wethouder aan het hart ging was dat ik schreef dat de jeugd zich genegeerd voelt. Misschien moet ik dit nog beter toelichten. Het was namelijk zo dat, wanneer de skaters met een klacht, naar het gemeentehuis gingen, ze niet aangehoord werden. De machtafstand die ze dan ervoeren was dan groot, waardoor ze moedeloos werden.
  In het gesprek met de wethouder en een meneer die over het jeugdbeleid ging is dit, naar mijn gevoel, wel rechtgezet. Het gesprek was een open gesprek, waarin de skaters en ouders hun zorgen en wensen konden uitten. De sfeer was ontspannen en ik had het gevoel dat de skaters de ruimte voelden om hun ideeën te uiten en dat er naar hen geluisterd werd. Iedereen dacht mee en er worden stappen gezet om de skatebaan een veiliger plek te laten zijn, waar jongeren hun kunsten kunnen vertonen. Onderwerpen als veiligheid en vernieuwing kwamen aan de orde en ook werd er kort stil gestaan bij het 'niet gehoord' worden van de skaterjeugd.
  Vernieuwing of een nieuwe skatebaan kost zakken vol geld en dat is wat de gemeente jammer genoeg ook niet heeft. Wel werden er ideeën aangedragen om aan geld te komen: sponsoren, acties en het geven van skateclinics. Waar een wil is, is een weg... Het idee om samen te werken als jeugd, ouders en derde partijen (bedrijven) heeft wel iets. Het maatschappelijk aspect komt dan sterk naar voren, waardoor de maatschappelijke verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid voor bijv. de skatebaan ook weer groter wordt. Het leren meedraaien in de maatschappij wordt hierdoor benadrukt, waar iedereen dan uiteindelijk de vruchten van kan plukken (is dit wat Mischa de Winter bedoelde?). Wat mij aansprak was wat één van de jongere skaters vroeg: Zou er een kast kunnen komen, waarin we bezems kunnen doen?
  Ik heb deze groep skaters leren kennen als een groep die zich verantwoordelijk voelt voor de skatebaan en elkaar en zelf graag activiteiten ondernemen om deze plek te verbeteren en vernieuwen. Hand in hand met de gemeente, bedrijven (!?), de Kwinne en de jeugd zal dit zeker een succes kunnen worden.



 
 

donderdag 28 juli 2011

Stadskanaal..achtergesteld gebied voor jongeren

Stadskanaal ligt op de grens van de provincies Groningen en Drenthe. Ik ben er opgegroeid, uit het veen getrokken, en het is leuk wonen daar. De omgeving is prachtig, vooral in de zomer (alleen moet je wel weten waar je dit moet zoeken). Ik zal binnenkort wat foto's posten.

Mijn oudste zoon is vaak op de skatebaan te vinden en gisteren besloot ik om daar eens wat foto's te maken. Naast de skatebaan staat 'De Kwinne'. De Kwinne is een seculiere jongerencentrum in Stadskanaal, waar veel activiteiten worden opgezet voor jongeren.
Ik noem het seculier doordat ik altijd naar de jongerencentrum SOZO ging, wat een Christelijke Jongerencentrum is. De Kwinne associeerde ik met drugs, drank en hanglui, maar na een gesprek met een medewerker kwam ik er achter dat mijn vooroordelen achterhaald zijn.
Initiatieven vanuit de Kwinne zijn goed geregeld en het scheelt natuurlijk dat de Kwinne en het jongerenwerk wat zij doen, gesubsidieerd wordt door de gemeente Stadskanaal.
   In het gesprek kwam naar voren dat jeugd in Stadskanaal gefrustreerd is en dat Stadskanaal voor de jeugd een achtergesteld gebied is. Er is geen baanperspectief als je klaar bent met je opleiding. Veel jongeren zoeken hun geluk in Groningen of Assen. Natuurlijk zijn er wel fabrieken en werkplaatsen in de buurt, maar is dat het ideaal voor een jongeling?
   Wanneer je in Stadskanaal woont, ben je snel aangewezen op de buurplaatsen of de grote steden en de reiskosten moeten ook betaald worden. Je loon wordt al snel gekort met 200 euro per maand door het heen en weer reizen. Ik werk zelf ook in Groningen en krijg ook maar 60 euro vergoed, dus er blijft een gat van 140 euro. Voor het loon van een jongere is dit natuurlijk funest. Je moet betalen om te werken in de Stad en dit is toch niet de bedoeling van arbeid.
   Pedagogisch gezien willen we de jongelui autonoom, zelfstandig zien, maar in Stadskanaal zijn ze snel aangewezen op een uitkering en zijn ze afhankelijk van de gemeente. Dit is niet het ideaal waar een kind van droomt. Ik kan me voorstellen, zelf van de straat geplukt en gelukkig op het juiste pad gezet, dat dit frustraties oplevert met de nodige vandalisme en problemen.
  Daarnaast heb ik het gevoel dat de gemeente de Jeugd in Stadskanaal negeert. Ik besef me dat dit heel erg generaliserend is, maar ik doel eigenlijk op de Skate Jeugd die altijd bij de Kwinne hun kunsten vertonen.
Er is een discussie gaande over wie er verantwoordelijk is voor de Skatebaan; is het de Kwinne of de gemeente Stadskanaal? Nu moet u weten dat de Skatebaan afgekeurd  is en jongeren willen toch actief bezig zijn. De Skate jongeren proberen steeds in contact te komen met de gemeente, maar er blijft 0 op het rekwest. Ook heb ik eens de stoute schoenen aangetrokken en een mailtje naar de gemeente gestuurd, maar de gemeente zweeg in alle talen. Mijn zoon, de skaterboy, heeft een briefje naar de burgemeester gestuurd en ook hij heeft er nooit iets van gehoord.
  Het blijkt dat de jeugd in Stadskanaal het moeilijk heeft, en de gemeente Stadskanaal houdt zich stil en kan niet eens reageren op simpele vragen van de jeugd (of van mij). Het voorzien in werkgelegenheid is een lastig ding, vooral in tijden van crisis. Maar kom de jeugd een beetje meer tegemoet! De tijden zijn al zo moeilijk, helemaal wanneer er weinig perspectief is voor jongeren in dit achtergesteld gebied.

maandag 28 maart 2011

Ongedwongen leren


Voor het vak filosofie en opvoeding moet ik een essay schrijven over een onderwerp dat in een krantenartikel heeft gestaan. Ik heb gekozen voor het iederwijs. Vanaf 2002 is dit schoolsysteem actief in Nederland en kende een behoorlijke groei. Door tegenslagen en door de toetsing van de wet op het primaire onderwijs niet te doorstaan bestaat er nog maar 1 school die het Iederwijsschoolsysteem volgt.
‘Leren is voor later’ is de titel van een artikel uit de Volkskrant (2004), dat gaat over het Iederwijs in Nederland. In dit artikel wordt een dag op deze school beschreven en geeft de lezer een indruk over het reilen en zijlen van de school.
            Iederwijs is een schoolsysteem dat sinds 2002 op een aantal Nederlandse scholen wordt toegepast. Kenmerkend voor Iederwijs is dat kinderen leren wanneer ze dat willen, waar ze dat willen en met wie ze dat willen. Daarnaast bestaat de school uit een horizontale groep en zijn er geen klaslokalen.
            Met de aanhoudende kritiek op de cito en de huidige toetscultuur binnen het primaire onderwijs is er onvrede over het primaire onderwijs bij veel ouders. Iederwijs voorziet in de vraag naar ongedwongen onderwijs, waarbij toetsing geen rol inneemt en kinderen zorgdragen voor hun eigen ontwikkeling.
            Bij het Iederwijs krijgen de kinderen de vrijheid zich naar hun eigen inzicht en in hun eigen tempo te ontwikkelen. Het kind bepaalt wat het wil leren en hoe. Leerkrachten hebben de rol van begeleiders die op leervragen van kinderen in gaan. Het onderliggend argument hiervoor is dat een kind zichzelf natuurlijk zal ontwikkelen, “Kinderen leren zelf spreken en lopen, dan kunnen ze zichzelf ook leren lezen en schrijven”. (De volkskrant, 2004) Kinderen leren het beste wanneer ze eraan toe zijn en wanneer de leerstof interessant en relevant voor hen is geworden. Daarnaast gaat het Iederwijs ervan uit dat het een goede aansluiting biedt op de vraag van de huidige maatschappij die constant in beweging is.
            Een jaar nadat de eerste school was geopend werden er Kamervragen gesteld over dit nieuw schoolsysteem. In de media werden de scholen belicht en kwam er een maatschappelijke discussie over de Iederwijsscholen op gang. Naast de vraag of Iederwijsscholen voldoen aan de wet op het primaire onderwijs werd ook de vraag gesteld of kinderen in staat zijn om hun eigen onderwijs vorm te geven. Heeft een kind geen structuur nodig om zich te kunnen ontwikkelen en is de rol van een volwassene niet relevant in de ontwikkeling van kind tot een onafhankelijk autonome individu?
            In het krantenartikel wordt beschreven hoe bij de oudere kinderen weinig te zien is van een leerproces: “Ze zitten het liefst achter een computer om te msn’en, hangen op de bank met een boek en kletsen zich door de dag heen.” (idem). Is dit blijk van het bieden van goede aansluiting op de vraag van de huidige maatschappij? Bij het Iederwijs krijgen de jongeren geen diploma, maar hopen de jongeren aansluiting te vinden bij een vervolgopleiding doormiddel van een staatsexamen of een instaptoets.
            De standpunten en de daarbij horende argumenten van Iederwijsscholen zijn duidelijk, maar is het waar dat kinderen zelf hun onderwijs vorm kunnen geven? Is er geen middenweg te vinden tussen aan de ene kant sturing geven aan het eigen leerproces en de structuur die een school het kind kan bieden, waardoor de aansluiting met de samenleving goed zal verlopen en de jongere zich zal ontwikkelen tot een autonoom individu?
            Aan de hand van de boeken van W.A.J. Meijer en R.Ritzen, m.n. De Perspectieven op mens en opvoeding, Algemene Pedagogiek en culturele diversiteit & Filosofie van het onderwijs: een analyse van de acht hoofdvragen wil ik proberen de bovenstaande vraag te beantwoorden.


Kinderen kunnen leren (Bildsamkeit)
Voor het Iederwijs is het belangrijk dat een kind ongedwongen kan leren. Dit betekent dat het ondernemen van leeractiviteiten niet van buitenaf opgelegd wordt, maar dat het kind naar eigen inzicht activiteiten kan ondernemen waarin het kan leren wat het denkt nodig te hebben. Het kind is dan intrinsiek gemotiveerd en zal op dat moment adequater kunnen leren. Het kind is zelf in staat om zich te ontwikkelen. Het heeft immers zelf ook praten en lopen geleerd.
   Hieruit spreekt de visie van Rousseau die ook van mening was dat een kind genoeg heeft aan zichzelf om op te groeien. Het heeft geen hulp van buitenaf nodig om zich te ontwikkelen. Laat de natuur zijn gang maar gaan en wat de natuur doet is goed. Rousseau ’s gedachtenexperiment over Emile lijken extreem te zijn, maar zit er niet een kern van waarheid in? Een kind wil zich toch van nature ontwikkelen? Wat is ons beeld van mens zijn? Is een kind een rups die zich ontwikkelt tot een mooie vlinder? Zonder hulp van een buitenstaander of is een kind een ruwe diamant die met veel structuur en het opleggen van onderwijs geslepen moet worden?
  Het kind heeft een vormbeginsel en wil zich van nature ontwikkelen. Er is sprake van bildsamkeit, het kind kan leren (Meijer, 1997).

Leerfabrieken
Ouders die hun kinderen naar een Iederwijs school stuurden deden dit omdat ze ontevreden zijn over het huidige schoolsysteem. De vaak op resultaat gerichte scholen, gingen voorbij aan de onderwijsbehoefte van hun kind. Door het resultaatgericht onderwijs, met daarbij de cito toets als het zwaard van Damocles, boven het hoofd van de kinderen, waren de ouders bang dat hun kind of tussen wal en schip zouden vallen of dienaren van de god van de economie (Postman, 1996) zouden kunnen worden, die de vrijheid en creativiteit van hun kind zal beperken.
   We kunnen de vraag dan ook stellen of de school wel de juiste plek is voor onderwijs. In de gedachten van veel mensen is school de enige plek waar leren en onderwijs plaats vindt. Door de leerplicht moeten de kinderen vanaf vijf jaar naar school en Iederwijs biedt een goed alternatief voor ouders die de gewone basisschool zien als leerfabriek.
   De filosoof Illich uitte zijn kritiek op het hardnekkige geloof, dat alleen de school een leerplek zou zijn en dat leren het resultaat is van onderwijs. Hij beschreef zijn kritiek in het boek Deschooling Society (Illich, 1970). Hij beweerde dat het meeste leren terloops gebeurde en niet kwam door het doelbewust lesgeven en ook het belang dat gehecht wordt aan diploma’s en certificaten hekelde hij. Hij omschrijft het schoolonderwijs als een consumptieproduct, dat met dwang door leerlingen moeten worden afgenomen. (Postman, 1996).
  Wat hij wel voor ogen heeft is een maatschappij waar kinderen tussen acht en achttien terug gebracht worden naar de realiteit. Deze kinderen en jongeren zouden kunnen werken (onder humane voorwaarden) en daar kunnen leren. De aansluiting met de maatschappij zou beter zijn en de vaardigheden die verworven zijn zouden op de vraag van de samenleving ingaan. (idem)
  We hebben gezien dat een kind in staat is om te leren en het van nature ook wil (vormbeginsel, bildsamkeit). Het kind kan uit zichzelf vaardigheden leren die het nodig heeft om iets te kunnen. Daarnaast zal het leren makkelijker gaan omdat het gemotiveerd is om de vaardigheid of kennis dat het nodig heeft te leren. Illich onderschrijft dit in zijn boek deschooling society. Hij argumenteerde dat het meeste leren terloops gebeurt. De school als leerfabriek legt kinderen het leren op en is alleen op resultaat gericht. Ook hij roept op om te kijken naar de vraag van de maatschappij en kinderen in een realistische setting te laten leren. Leren wat er toe doet.


Realiteit?
Klopt dit echter met de realiteit? Het Iederwijs is tegen toetsen en zij hebben geen inzicht in het niveau van de kinderen. Daarnaast vraag ik mij af of kinderen in staat zijn een eigen structuur kunnen bedenken en deze hand te haven. Het Iederwijs beweert dat het kan ingaan op de vraag van de maatschappij en dat kinderen leren door realistische settings.
   Kinderen willen leren en hebben een vormbeginsel. Zij willen iemand zijn, iets betekenen. De Bildsamkeit is echter maar aan kant van het verhaal. Opvoeders en leerkrachten hebben hierin ook een taak. Dit wordt omschreven met Aufforderung zur Selbsttätigkeit. Kinderen moeten gestimuleerd worden om activiteiten te ondernemen om zelfstandig te kunnen zijn. Het één kan niet zonder het ander (Meijer, 1997). Dat een kind kan leren, betekent niet automatisch dat het voor zichzelf activiteiten gaat ondernemen ter bevordering van zijn algemene ontwikkeling.
   Daarnaast zijn er resultaten van onderzoeken waaruit blijkt dat een kind moeilijk kan plannen doordat zijn hersenen nog niet ontwikkelt zijn. Door een biologische achtergrond zal het kind het moeilijk vinden om activiteiten te kunnen plannen en zal het snel terug vallen op voor hem bekende activiteiten (Nelis & v. Sark , 2010). Waardoor het onderwijs eenzijdig zal worden.

 

Bildungsideal of algemene ontwikkeling?
Scholen hebben een doel voor ogen en laten de kinderen doelbewust leren. Het economische nut van het onderwijs, de economische god, zoals Postman het zo mooi omschrijft, is bepalend voor het onderwijs. Het onderwijs wordt zo een instrument met als doel van de mens een homo economus te maken. Ook dan loopt het onderwijs gevaar om eenzijdig te worden, gericht op één doel, de mens wordt hierdoor een middel met als doel de economie van ons land te ondersteunen. Dit is echter ook niet wat we voor ogen moeten hebben met onderwijs.
   Wat zou dan het doel van het onderwijs kunnen zijn? Het idee dat we kinderen kunnen vormen voor een bepaalde taak in de samenleving is achterhaald. Het begrip Bildungsideal, onderwijs of opvoeding gebruiken als middel om het kind te vormen, is niet meer van vandaag. Vaak zien we dat mensen met een bepaalde opleiding iets anders gaan doen of zich weer laten omscholen. Meer waardevol zou zijn wanneer kinderen ingeleid worden in kennis en inzicht dat de kenmerken van breedte samenhang en diepte van vorming worden verwerkelijkt (Meijer, 1997, p.43).
   Kinderen zijn in staat om te leren, maar moeten hiertoe wel uitgedaagd worden. Daarnaast is het maken van eigen keuzes voor kinderen lastig en het plannen van activiteiten voor veel kinderen niet te doen. Daarbij komt nog, dat als de kinderen activiteiten kunnen plannen, dan moet de planning ook nog uitgevoerd worden. Doordat de prefrontale cortex van het kind nog niet ontwikkeld is, zal het kind hier moeilijk mee uit de voeten kunnen. Het kind zal geneigd zijn om steeds weer dezelfde activiteiten te ondernemen, waardoor het leerproces eenzijdig zal worden.
  Eenzijdigheid in leren komt ook voor bij de gewone scholen, doordat de school als middel wordt gebruikt om kinderen te vormen voor een bepaald doel. Dit is echter niet wenselijk. Een kind zou meer hebben aan een algemene ontwikkeling die uitgediept is, zodat het kind leert om zijn eigen mening te ontwikkelen en eigen keuzes te maken.


Conclusie
Wat zou hier de conclusie kunnen zijn op de vragen die in de inleiding stelde? Is het waar dat kinderen zelf hun onderwijs vorm kunnen geven? Hoewel kinderen in staat zijn om te leren, hebben ze toch de uitdaging nodig van een leerkracht. Daarbij komt nog dat door biologische factoren, het voor een kind lastig is om zelf keuzes te kunnen maken en om activiteiten te plannen.
   Is er geen middenweg te vinden tussen aan de ene kant sturing geven aan het eigen leerproces en de structuur die een school het kind kan bieden, waardoor de aansluiting met de samenleving goed zal verlopen en de jongere zich zal ontwikkelen tot een autonoom individu? Eigenlijk is dit een complexe vraag. Het belang van de leerkracht moet niet worden onderschat in het proces van leren bij de kinderen. Deze vraag impliceert al dat ik zou denken dat het Iederwijs geen autonome volwassenen voort zal brengen en ik denk dat dit ook het geval is. Kinderen die niet kunnen plannen, zullen terug vallen in eenzijdigheid of verveling.
  Het doel van het onderwijs zou de algemene vorming moeten zijn. Niet van alles een beetje weten, maar als verrijking, zodat uiteindelijke eigen keuzes gemaakt kunnen worden. Een middenweg zou gevonden kunnen worden door kinderen leren te leren. Leren wordt dan metafysisch benaderd, waardoor kinderen, onder begeleiding van een leerkracht ingeleid worden in kennis en inzicht. Hierin moet de rol van de leerkracht (pedagoog) niet onderschat worden en de leerkracht zou met pedagogische tact de kinderen kunnen leren om stap voor stap zelfstandig te worden in het doorgronden van  kennis en inzicht, waarmee het kind zal uitgroeien tot een autonome volwassene.



Bibliografie

De volkskrant. (2004, 09 16). Leren is voor later. De volkskrant.
Meijer, W. (1997). Algemene pedagogiek en culturele diversiteit. Baarn: Uitgeverij Intro.
Meijer, W. (2008). Perspectieven op mens en opvoeding. Baarn: HB uitgevers.
Nelis, H.& van Sark, Y. (2010). Puberbrein binnenstebuiten. Utrecht/ Antwerpen: Kosmos Uitgevers.
Postman, N. (1996). Wij voeden op tot niets. Amsterdam: Uitgeverij Balans.
Ritzen, R. (2004). Filosofie van het onderwijs. Budel: Uitgeverij DAMON .








vrijdag 1 oktober 2010

Digital Natives vs Digital Immigrants

Vandaag heb ik een workshop over Nieuwe Media bezocht. Het thema was Digital Natives vs Digital Immigrants. Jongeren tot een jaar of 25 zijn de Digital Natives, voor hen is de nieuwe media normaal en helemaal geintergreerd in hun jonge levens. Ik ben ook niet zo oud, 37, maar in theorie behoor ik tot de Digital Immigrants...nou ja..volgens mij valt dat wel mee.

Wat ik voor mij er uit haalde is de angst van de digitale immigranten, dat de digital natives niet voorzichtig met alle media omgaan. Digital Natives zitten te lang achter de pc, laptop of mobiel en vergeten te socialiseren met de rest van de wereld. Ze lijken op een eiland te leven gemaakt van binaire getallen. Maar is dat zo?

Door hyves, facebook, msn wordt er juist druk gesocialiseerd, afspraken gemaakt, vriendenschappen verdiept, liefdes geboren..., maar houdt wel de communatie lijnen open naar de jongere generatie (je eigen kids, nichten, neven, leerlingen en studenten) want natuurlijk kan het wel eens een keer fout gaan en dan kan er over gepraat worden. Alles te weten wat pubers doen met de nieuwe media  (en ook volwassenen) maakt niet gelukkig, dus ga geen Big Brother spelen met Spy HD Cams in slaapkamers of Sufisticated  Apps om de kinderen te bespioneren op het Internet.

Wij hebben zelf 2 laptops en 2 pc's en de eerlijkheid gebied te zeggen dat op 3 van deze pc's een filter zit. Ik haal het er niet af. Ik ben namelijk het wachtwoord vergeten en heb niet steeds zin om een nieuw wachtwoord aan te vragen. Op 1 pc hebben we Blue Coat K9 Web Protection...en het werk zo als het klinkt, het jaagt alle 'verkeerde' sites weg die overeenkomen met de classificaties die ik van te voren heb in gesteld. Je kunt het zelfs laten blaffen als je wil, zodat iedereen weet dat je toevallig op 1 van die sites bent beland. Er is ook een instelling om die prettige pop up reclames te blokkeren. Hoewel..., je ziet nog wel dat er reclame is, alleen het waakhondje verschijnt met een boze kop, om toch ff duidelijk te maken dat hij dat niet pikt. Hiervan ben ik dus het wachtwoord kwijt. Gelukkig heb ik de instellingen behoorlijk tolerant gekozen, anders blijft het maar blaffen ben ik bang.

Op 2 andere computers gaat het Internet via de proxy van Filternet. Vergeleken met Bluecoat is Filternet een stuk vriendelijker. Het is eigenlijk best makkelijk het uit te zetten en ik vraag me af hoe lang de jongens er over zullen doen om deze uit te schakelen.

Vergeleken met wat ik schreef over de workshop lijkt het misschien wat tegenstrijdig. Niet volgen, niet filteren en we hebben bijna alle computers gefilterd. De jongens hebben altijd vrij toegang tot de computers. Mijn oudste (10) heeft een PC op zijn kamer staan en hij mag er mee doen wat hij wil, ook de jongste heeft ten alle tijden toegang tot een PC en ik probeer hen van alles te leren, zoals... dat er meer is dan Youtube of Gaming...het is veel leuker om zelf eens een Game te maken, je eigen filmpjes op je hyves te zetten en duur software is niet nodig (op de computers hebben we als Operating System Ubuntu en Mepis geïnstalleerd).

Op mijn eigen PC heb ik natuurlijk wel Adobe CS4, MS Office 2010 en nog meer van dat leuk speelgoed...maar daar hobby ik dan ook mee en voor mijn werk is/ was het ook reuze handig.

Stel je voor dat het lezen pas de afgelopen 10 jaar was uitgevonden en we alleen maar PC's, Internet, Wireless, Cloud Apps enzovoort hadden. Een Amerikaan introduceert het lezen...veel mensen zouden reageren op het lezen, zoals velen (digital immigrants) nu reageren op de Nieuwe Media... "slecht voor de ogen, kinderen sluiten zich af, lezende kinderen zijn te veel op zich zelf..." (Ik heb dit niet zelf bedacht hoor, Filip Braams kwam hier mee :))

De workshop was mooi ingekleed. Op de muren kon je zien wat een aantal digi natives aan het doen waren op de laptop en overal was informatie te vinden real time movies, games en commentaar van de digi natives.
Voor de digi immigrants was er een flipperkast, maar ook voor de digi natives die nog nooit in RL Pin Ball hadden gespeeld.

Wat doe jij met de Nieuwe Media? Wanneer je hier goed over moet nadenken, ga dan eens naast je kind of een kind zitten die aan het computeren is, misschien leer je nog iets van hem of haar :).

vrijdag 17 september 2010

Waarom een blog over Pedagogiek

Waarom een blog over Pedagogiek? Eerlijk gezegd omdat ik eindelijk iets gevonden heb om over te bloggen. Ik heb al een aantal keren een blog gehad, maar ik verloor snel interesse aan het bloggen. Waardoor? Ik zou het niet weten.

Ik ben begonnen met de opleiding Pedagogiek en het lijkt me leuk om met anderen over dit onderwerp van gedachten te wisselen. Met deze blog wil ik dus niet pretenderen dat ik alle wijsheid in pacht heb of dat ik op alles een antwoord weet (anders zou ik ook niet met de opleiding begonnen zijn).

Zelf vader van twee geweldige zonen ben ik er ook achter gekomen dat alles niet zo gaat zoals ik zou willen en daarin ligt misschien gelijk het probleem. Ik kan nog zoveel willen, maar uiteindelijk zullen de jongens opgroeien als hun eigen persoontje, met hun eigen ideeën en hun eigen identiteit.

Alle vormen van opvoeding schieten misschien te kort, als er maar sprake is van opvoeding. Het doelbewust handelend begeleiden van de kids, zodat zij tot onafhankelijke mondige volwassenen opgroeien.

Op deze blog wil ik bijzondere, interessante verhalen plaatsen, misschien kan ik deze blog ook gebruiken voor kennisverwerking. Ik ga deze treinreis beginnen en ik zie wel wie er bij me instapt. Jij bent van harte uitgenodigd om een naast me of tegenover me te komen zitten.